Het zielsverlangen om, eens, iets onbreekbaars te maken, solide.
Met de eer en het metaal van een dierbare vriend.
In duizend graden Celsius omgesmolten en
gestold tot duizend gram zuiver ding.
Naar mijn hand gezet, maar achtergelaten.
Eén jaar lang, onderaards verborgen, verweerd – vossenhol.
Herwonnen, veredeld, tot goud gepolijst.
Nu ontdaan van spreuken, uit de schijn ontgleden.